maandag 24 februari 2020

Lammechien

Ooit haalde ik wel eens doodvallers van de veemarkten. Kalveren die op sterven na dood waren. Nuka’s dus. Soms zat er niet eens biest in. Voor een tientje per stuk kon je ze meenemen want zolang er nog lucht in het kalf zat, moesten ze er geld voor hebben. Maar ik had niet altijd plaats voor die beessies, en dan moest je op zoek naar ‘adresjes’. Een van die adresjes was Lammechien, een oude heks en een schat van een mens die alles wist van kruidengeneeskunde.

Lammechien woonde in haar sprookjesbos in het noorden van Nederland en was mijn dichtstbijzijnde adresje vanaf de markt. Ze was de enigste kans die de kalveren hadden want een langere rit zouden ze niet overleven. Lammechien leefde als een kluizenaar met haar trage schele hond, wat kippen en wat kleinvee. Veel bezoek kreeg ze nooit want als ze iemand niet mocht, dan was dat diegene heel snel duidelijk. Lammechien had een gebruiksaanwijzing. Wellicht dat we het daarom zo goed met elkaar konden vinden. We lazen elkaars gebruiksaanwijzing.

Dus toen ik met mijn gammele eendenhok het erf op kwam waggelen, kwam die schele hond mij begroeten met luid geblaf. Ik stelde hem gerust en al snel had die hond door wie ik was. Ik lulde nog wat met die hond toen er vanuit de donkere krochten van de oude vervallen boerderij de stem van Lammechien klonk. “Hou op die hond voor te liegen en kom d’r in”. Toen mijn ogen gewend waren zag ik haar aan het aanrecht staan, koffie zetten.

Ze was oud geworden en plotseling besefte ik dat dit wel één van de laatste keren kon zijn dat ik haar zag. Ik omhelsde haar en ze keek mij vragend aan “Wat kom jij doen?”  vroeg ze achterdochtig. Ik vertelde haar van de kalveren in mijn laadruimte en samen liepen we naar mijn oude Franse eend. De kalfjes lagen amechtig te hijgen en leken aan het einde van hun krachten. De Roosvicé die ik er in had gegoten was kennelijk uitgewerkt. Lammechien schudde haar hoofd. “Die zijn op sterven na dood”

Ik zei haar dat als ze toch al zo goed als dood waren, het geen kwaad kon van alles te proberen. Ik bedoel maar, opgegeven waren ze toch al. “Waarom sleep je die besten toch elke keer af” vroeg ze. De ogen, het waren de smekende ogen van een vertwijfeld dier dat je aankeek. Je keek ze recht in hun ziel. Ze knikte en liep weer naar binnen. Ik volgde haar. Het water voor de koffie was klaar maar in plaats van de koffie op te gieten maakte ze een kruidenmengsel aan. Dat ging in de speenfles en daarmee liepen we weer terug. De kalveren werden uitgeladen en op stro gelegd. Daarna ging de fles erin. Tot mijn verbazing zogen die beesten, iets wat mij zelden lukte zonder dwang.

Daarna was het koffietijd en kwamen de verhalen los. Ze vertelde over vroeger, toen alles anders was. Maar vertelde ook veel dingen over de oude methodes, toen er geen geld was voor de dierenarts. Ik leerde van haar in 5 minuten meer dan een college van 5 uur. Uiteindelijk gingen we terug naar de kalveren, gewapend met 2 flessen biest. Tot mijn stomme verbazing stonden de kalveren op hun pootjes en begonnen te blèren zodra ze ons zagen. We zetten ze de fles in de bek en warempel slaagden we erin beide flessen leeg te laten trekken. Weer had de oude heks een mirakel tot stand gebracht.

“Breng ze voor me in de weide” smeekte ik haar en verkoop ze dan maar. Ze knikte. “Nu je hier toch bent, mag je mij even helpen.” Wederom werd er water aan de kook gebracht en samen met wat kruiden in een emmer gegoten. Ze gaf mij de emmer en droeg een tas met van alles wat. We wandelden het bos in. Bij een omgevallen boomstam aangekomen beval ze me te gaan zitten en niet te veel te bewegen. Zij liep met de emmer en haar tas naar een open plek in het bos. Ze stond daar als een standbeeld en de wind blies zachtjes door haar lange haren. 

Tot uit het bos een lummel van een reebok verscheen die hinkend op haar afkwam. Ze begroeten elkaar en het beest begon uit de emmer te drinken. Zij liep om het beest heen en maakte haar tas los. Ik kon de inslagen van een hagelgeweer zien. Welke idioot schiet er nu met hagel op zo’n groot dier?  Het moet echter wel een flink kaliber zijn geweest want het dier had behoorlijk schade. Lammechien behandelde ze allemaal en het dier liet het allemaal rustig toe. Toen ging alles weer in de tas en ze bleef nog even voor het dier staan. Ze praatte tegen het dier maar ik kon niet verstaan wat ze zei.

Daarna keerden beide zich om en verdween het dier in het bos. Zwijgend drukte ze me de emmer weer in de hand en liepen we terug naar de boerderij. Daar aangekomen werd er nog wat nagepraat en toen kreeg ik een hele serie met kruiden incl. handleidingen mee. “Het wordt tijd dat je het zelf eens leert jongen." We namen afscheid en ik zag haar figuurtje in de spiegel steeds kleiner worden. Nooit heb ik haar terug gezien. Ze overleed een paar maanden nadat ik haar had bezocht. Maar in het bos fluisteren de bomen nog steeds haar naam.

Geen opmerkingen: