maandag 9 maart 2020

wheels

Mijn leven tussen de wielen in een tijd dat je nog kon leven.

Als je jong en wild bent, denk je alles te kunnen. Het leven duurt eeuwig en slapen doen we wel als we dood zijn. Ik was vrij, stond op eigen benen en had mijn eigen kot. Zonder de druk van mijn ouders kreeg ik de vreemde drang te studeren. Een vriend kreeg me geplaatst in Nijmegen en ik deed mijn propedeuse in Tilburg. Allemaal matswerk eerste klas want ik voldeed niet aan de goede toelatingseisen.

Al dat gestudeer was wel leuk maar je moest ook nog ergens van leven en ik had geen zin in de armoede die bij het studentenleven scheen te horen.  Bovendien had ik een nogal dure hobby, het racen met auto’s. En er sneuvelde nog wel eens een auto. Ik had niet de zelfbeheersing om in de prijzen te rijden maar mijn drieste rijstijl hielp me wel aan een contract als testrijder. Via dit circuit kwam ik bij een kennis terecht die rijinstructeurs opleidde. Ik volgde een les bij hem en vertelde hem na de les dat het een prima recept was voor als ik ooit last van slapeloosheid zou krijgen. Hij glimlachte en gaf me de lesboeken voor de cursus. Lees die maar door en kom over een jaar maar op het examen.

Ik leerde nogal makkelijk, d.w.z. alles wat ik las begreep ik meteen en wat er niet in stond, wist ik in de bibliotheek wel te vinden. Het voordeel van een leven lang lezen, vaak tot wanhoop van mijn moeder, zorgde ervoor dat ik boeken verslond. Ik had geen leraren nodig, ik had boeken nodig. Mijn kamer stond dan ook voller met boeken dan met anders iets. Boekenmarkten en bibliotheken waren mijn manier van ontspanning. Slapen deed ik die tijd nauwelijks. Ik las mijn boeken ‘s nachts en racete overdag van het een naar het ander.

Om dit snelle leven bij te houden begon ik te drinken, te zuipen als een tempelier. Ik werd alcoholist. Voor het ontbijt had ik meestal al een halve liter achter de kiezen. Het was de enigste manier om je ze zenuwen de baas te blijven. Het racen was een gevaarlijke bezigheid en we deden dingen in die tijd die nu niet meer mogen. De angst om in die auto te stappen was soms te groot. Het hielp als je vooraf één of twee flessen whisky soldaat had gemaakt. Dat moest een keer fout gaan en dat deed het ook. In een scherpe bocht op het circuit knapte mijn voorwielophanging en ging ik rechtdoor waar ik linkasf had gemoeten. Recht in een stapel houtblokken. De rijdende badkuip met hoog octaan brandstof waar ik in zat, vloog in brand.

Normaal einde oefening voor deze maverick maar ik werd er uit getrokken door een britse collega die achter mij reed. Hij kwam twee weken later tijdens een race om op dezelfde plek. Ik heb dus nooit kunnen bedanken voor het redden van mijn leven. Het was een Laudiaanse ontsnapping enkel was ik zo blind als een vleeruis en had genoeg brandwonden om te kwalificeren als proefkonijn voor de verschillende brandwondencentra. Iedereen ging ervan uit dat ik het toch niet zou redden. Het was de eerste keer dat ik al mijn vermogen als rebel nodig had om het tegendeel te bewijzen. Een half jaar later zat ik weer in de auto.  Nuchter als een pasgeboren kalf en met een donkere bril op en lange mouwen om de brandwonden te verbergen.

Maar het racen was ten einde. Boven de 200 km/h konden mijn ogen het niet meer bijbenen. Mijn sponsors hebben alle openstaand rekeningen betaald, mijn garage afgesloten en de crew ontslagen. Waar ik ze tot op heden dankbaar voor ben. Die schulden hadden een hoop nullen voor de komma! Maar ik stond op straat zonder inkomen. Toen herinnerde ik me de boeken die ik nog had voor het vak rijinstructeur. Het examen was over een paar weken. Ik besloot de gok te wagen en ben gaan lezen. Ik trok naar Den Haag en deed het examen. Het hele klasje van dertig man waartoe ik, althans administratief behoorde, was aanwezig. De stemming was opperbest en er werd wat meewarig naar mij gekeken. Iedereen zakte en ik slaagde.

Een maand later was het praktische deel waar je een leswagen mee moest nemen. De rijschoolhouder waar ik inmiddels, ongediplomeerd, voor reed bood me aan één van de leswagen uit zijn wagenpark mee te nemen. Metsubsidie Lancers, trage sukkelende auto’s. No way, ik had nog een omgebouwde 380PK sterke Ford staan en daarmee ging ik in stijl naar het examen. Hetzelfde flikte ik later nog eens bij het motor examen, ik kwam met en Honda 1000, de zwaarste motor in die tijd, naar het examen. Ik scoorde punten met mijn lef want ik slaagde met prima cijfers en de complimenten van de examinatoren, zo’n malloot hadden ze nog nooit gezien.

Mad Marty ging lesgeven en dat was mooi te combineren met de studies die ik had. En het financierde de boel een beetje. Het geld kwam met kruiwagens binnen maar ging er met vrachtwagens weer uit. De kosten van mijn leefstijl waren hoog en mij reputatie als Mad Man hoog houden koste een paar centen. Maar het lesgeven ging mij goed af, beter dan de rest. Ik had soms maanden dat er geen enkele leerling voor het examen zakte. Mijn ruzies met de examinatoren waren legendarisch. Officieel was ik ANWB rijschool maar de bijbehorende onzin kieperde ik overboord. Je gaf les aan mensen, niet aan robots die je volgens bepaalde schema’s een vaardigheid moest bijbrengen. Mijn reputatie zorgde er wel voor dat niemand daar over viel.

Mijn reputatie zorgde er echter ook voor dat iedereen die enkele tientallen keren voor het examen was gezakt, bij mij terecht kwam. Dat vergde de top van mijn kunnen en ondanks de lol die ik in dit vak had, je krijgt onherroepelijk een burn-out al heette dat toen anders. Ik kreeg hartklachten en besloot weer andere dingen te gaan doen. Wilde jaren en ‘life is a bitch till you marry one’. Wat ik ook deed. Helaas de verkeerde en ik heb nog heden ten dage spijt dat ik het mens niet de nek heb omgedraaid. Maar ze is de moeder van het enigste goede dat uit dat huwelijk voort kwam, mijn zoon. En je wilt een kind niet zijn moeder ontnemen dus ze leeft nog, helaas.

Pas nadat ik mijn huidige vrouw, de liefde van mijn leven ontmoette, veranderde dat gedrag. Zij was een nogal ambetante dame met een laten we zeggen, sterke wil. Recalcitrant en wars van alles wat haar een andere richting op duwde. Fries stamboek ook nog eens wat een hoop verklaard uiteraard. Met twee kinderen en gevangen in een gedwongen huwelijk. Nou, daar hebben we snel een eind aan gemaakt en zijn met elkaar en drie kinderen gaan hokken. Dat beviel goed dus zijn we getrouwd. Het snelste huwelijk in de gemeente Stellingwerf want het moest even tussen de rijlessen door met een collega als getuige.

Een rebel ben ik altijd gebleven, zo wordt je geboren en zo zul je sterven. Getrouwd ben ik ook nog steeds. Gevochten hebben we als leeuwen tegen een maatschappij die ons het leven zo zuur mogelijk probeerde te maken. Onze ouders hebben nooit geloofd dat we getrouwd zijn. Mijn moeder was zo tegendraads dat ik bij God niet weet of ze nog leeft. Wie niet voor ons was, was tegen ons en van die laatste groep waren er zat. Wij deden dingen die arbeiders kinderen niet deden dus je werd uitgekotst door je eigen familie en ‘vrienden’. Des te meer druk, des te hechter de inhoud is een natuurkundige wet. En dat gold ook voor ons. Nog steeds.

We leefde bij de wetten van het lompenproletariaat en daarmee hebben we overleefd. Terugkijkend zie ik een hoop dingen die ik nu niet meer in mijn hoofd zou halen. Auto’s kunnen me niet meer interesseren. Het zijn net als de Israëlische sinaasappels, Jaffaś, sinaasappels zonder pit. Vormloos, lomp en zonder enig karakter. Er zit gewoon geen uitdaging meer in die dingen. Je kunt er tweehonderd mee rijden zonder het stuur vast te houden. Ik sloopte vroeger al de autoradio’s uit de auto’s, tegenwoordig zitten ze vol met die zooi  Is geen beginnen aan met al die kabelbomen en printboards. Nee, mijn tijd als driver zit er op. Het was leuk zolang het duurde.

Geen demolition derby’s meer op verlaten weilanden, geen high speed escapes meer voor de politie, geen streetraces meer en geen nachtelijke sleutelsessie met vrienden en een hectoliter bier meer. Niet omdat ik er te oud voor ben maar omdat het gewoon niet meer mag en kan. De politie heeft betere auto’s gekregen, de straten zijn niet meer geschikt om te racen, voor een weilandje omploegen heb je vergunningen nodig en de vrienden van toen zijn nu van die saaie huisvaders. Ik voel me soms een rebel in een knekelhuis. En met de huidige jeugd is geen zak te beginnen. Ze zijn veel te stoned ervoor en vinden alles ‘heftig’ en schijten hun broek vol als ik ook maar één rondje om het blok rij. Ze hebben de mindset niet meer.

En dan loop je op straat en komt er een oude Lambo voorbij met zijn blèrpijpen ver open. Dan gaan de rillingen door je lichaam en denk je met heimwee terug aan een tijd die ooit was. Het ging snel, het leven was hard, de dood meedogenloos maar ik zou het voor geen goud hebben willen missen. Ik heb het overleefd, en nu schrijvende weg heb ik nog steeds geen idee hoe.
Die hard and dumb luck.

Geen opmerkingen: