donderdag 26 maart 2020

Dierverzorging old skool

Dierverzorgers zijn niet veel meer dan strontschuivers tegenwoordig. Dat was vroeger wel anders. Toen was het nog een vak. “Om dieren te verzorgen heb je voldoende idealisme nodig om het vol te houden en voldoende realisme om het te kunnen” En dat laatste hadden de ‘dierenvrienden’ nog al eens moeite mee. Daar is het dan ook geen vak voor. Teveel Antropomorfisme en niet de beentjes op de steentjes kunnen houden. En toch zit het hele land vol met dit soort ongediplomeerde dierverzorgers.

En al die leken gaan zich dan bemoeien met iets als de OVP. Praten met termen die ze ergens hebben opgepikt en het goed doen in de één of andere discussie. Je zou bijna denken dat ze weten waar ze het over hebben. Als dierverzorgers keken we er anders naar. Gewoon een hertenkampje van de overheid met wat koeien en paarden. Op een gegeven moment groeit de zaak tegen de hekken omhoog en begonnen er een aantal te creperen. En dan moeten er rechters en overheid aan te pas komen om dat te legaliseren. Je kunt er ook gewoon dierzorg op los laten.

Als je overheden en allerlei ‘dierenvrienden’ op dit soort dingen worden los gelaten dan weet je als dierverzorger dat de dieren de rekening gaan betalen. De overtreffende trap voor de vijand van de dieren was dan ook: vijand-doodsvijand-dierenvriend. En dan had je de boeren nog. Hun definitie van dierwelzijn week nog al af van de onze. Maar goed, vraag een burger, een boer en een activist naar wat het betekent dan krijg je verschillende antwoorden. Er is nog niemand in staat geweest daar een universele en algemeen aanvaardbare definitie voor te vinden.

De meeste boeren keken in die tijd enkel naar hoe je dieren kon houden met een minimaal aan kosten en maximale opbrengst. Dat is onder druk van het publiek de laatste decennia verbeterd maar is nog wel de uitgangspositie. Wij kijken naar de natuurlijke biotoop en de intrinsieke waarden van een dier en wat er voor nodig was om daar zoveel mogelijk aan tegemoet te komen met inachtneming van de omstandigheden. Toch bouwde je met sommigen wel een band op. Vooral als ze er zelf en hun dierenartsen er niet meer uit kwamen.

We waren geen activisten. Zolang je een dier onder beheer had, zorgde je ervoor op de beste manier die je kon. Met de kennis, wijsheid en mogelijkheden die je op dat moment had. Wat er daarna met die beesten gebeuren was niet onze zaak. We ware er niet om de wereld te verbeteren. Ik kon rustig een wilde fazant verzorgen die aangeschoten was om hem daarna weer los te laten. En als die daarna alsnog afgeknald werd, soit, thats life. Geen activist die het snapt. Maar goed, die begrijpen of willen ook de term ‘beheer met het geweer’ niet begrijpen of aanvaarden.

Ik heb alles door mijn vingers gehad, van muis tot olifant. Letterlijk. Je kwam in dierentuinen, bij dierhouders en hertenkampjes, het circus en overal waar we dieren hadden. Je leerde on the fly want een opleiding was er toen nog niet. Internet ook niet en dus zat je soms uren in de bibliotheek te zoeken naar informatie over een trapogaan of een hagedis. Thuis had je Lorenz, Brehm en meer van die zware dikke boeken op de plank. Je las jezelf soms een versuffing want alles wat interessant wat je voor je neus kreeg.

Bovendien had ik rechtstreeks toegang tot wat universiteitsbibliotheken wat met de komst van internet enkel maar beter werd. En er was altijd wel een wetenschapper die het nodige wist. Ik heb wat kilometers gemaakt in die tijd! Maar ja, toen was de benzine nog betaalbaar en mijn oude R4-tje zoop niet zoveel. Dat oude vehicle heeft een hoop diersoorten in de laadbak gehad! Bakken vol met pluizige witte New Zeelanders ( slachtkonijnen), slangen, kalveren, schapen, alles paste in dat gekke ding. Als ik ooit het geld ervoor heb koop ik weer zo’n ding met zijn naaimachine motortje in het vooronder. Gewoon, uit pure nostalgie.

Het idealisme waar we ooit mee begonnen waren verdween langzaam toen we eerste proefdierencentra tegen kwamen. De zorg die we daar zagen was zeer professioneel en we leerden er een hoop. De ethische grenzen verschoven langzaam. Je leerde de betrekkelijkheid van dierenopvang en meer van dat soort onzin. Langzaam begon ik mijn eigen proeven op te zetten. Dieren pesten om kennis op te doen die je later op andere dieren kon toepassen. We experimenteerden vooral veel met alternatieve middelen. Het zorgde ervoor dat we er zeer effectief in werden.

En natuurlijk bleef je idealistisch met een vleugje activisme. We deden o.a. beslagleggingen voor Justitie bij zogenaamde boordfokkers waar de zaak een beetje uit de hand was gelopen. Tegelijkertijd echter adviseerde ik ook broodfokkers. Ik kan me nog één zo’n eigenwijze klootzak herinneren die maar niet om wilde. Ik stelde hem toen voor 1 kennel mij toe te wijzen en die zou ik dan op mijn manier runnen. En net als de boeren die Anton Coolen in zijn boeken beschreef, je krijgt pas gelijk als ze het voordeel in hun handen hebben. Die vent ging om na mijn praktijkvoorbeeld en runde daarna de zaken wat professioneler en vooral diervriendelijker.

Hetzelfde probleem had ik vaak bij de boeren en daar haalde ik dan de zelfde truc uit. Met praktijkvoorbeelden proberen ze te overtuigen. Zo is ons lammerproject ook opgezet. De boer waar wij mee samenwerkten had soms tot 90% uitval in zijn stallen met eendags lammeren. Deels ook door tijdgebrek. Wij hebben toen een systeem opgezet dat wel werkte en hadden een uitval van een paar procent. We gingen wat (te) lang door omdat we nog meer toepassingen zagen maar daar was nauwelijks interesse voor. Ze deden het immers al 30 jaar zo dus het zou nog wel 30 jaar goed gaan. Nieuwe inzichten waren maar moeilijk aan het boerenverstand te peuteren.

Het duurde dan vaak ook lang voordat kennis uit de laboratoria en proefinstellingen op de stalvoer door sijpelde. Beetje begrijpelijk is het wel want boeren zitten tegenwoordig gevangen in allerlei constructies die het hen moeilijk maakt wijzigingen door te voeren. Inzake dierwelzijn echter hebben ze nog steeds sterk afwijkende meningen. Je kunt lullen van vandaag tot morgen maar een varken mesten onder de huidige condities staat nog steeds ver af van de natuurlijke biotoop van zo’n beest. Ik weet ook niet echt hoe je dat anders zou moeten doen maar kom me niet vertellen dat het beest het zo goed heeft.

En zo denk ik over vleeskippen (plofkip voor de stadsmens). Je kunt ze wel ‘diervriendelijker’ houden en langer laten leven maar dan verleng je enkel het lijden maar. En zoveel bewustzijn heeft zo’n dier nu ook weer niet dat het moord en brand schreeuwt over zijn behandeling. Die dieren weten niet beter en de verontwaardiging over deze ‘bio-industrie’ is dan ook niet terecht. Mensen weten weinig over kippen en varkens maar een mening erover heeft men wel. Gebaseerd op hu eigen antropomorfe insteek.

En dat is nu precies waar ik als dierverzorger en etholoog altijd tegenop liep. De onwetendheid van niet enkel de burger maar ook de dierhouder zelf. Men wist mij vaak precies te vertellen wat er aan voer in moest maar wat er in de kop van die beesten omging wisten ze niet. En de activisten al helemaal niet.
Er is nog zoveel te winnen in de dierzorg als men eens terug zou gaan naar de basis ervan en meer onafhankelijk onderzoek zou doen naar het gedrag van de dieren waarmee men moet werken. En met onafhankelijk bedoel dat er geen financiering in zit van belanghebbende partijen. Maar zolang er economische belangen spelen binnen de dierzorg, blijft het dier altijd het kind van de rekening.





Geen opmerkingen: