dinsdag 3 maart 2020

De boerderij

Mijn Opa had een boerderijtje in wat nu een natuurgebied is, langs de rand van een moerasgebied en de Duitse grens. Een paar koeien, geiten, varkens, ganzen en vooral kippen, veel kippen. Hij was de grootste kippenboer in de omgeving. Alles kon leven op dat erf. Het was een magneet voor iemand als ik.

Zijn rebelse natuur was een spiegel van de mijne en ik bewonderde zijn kalme maar koppige natuur. Hij was onverzettelijk en wat hij eenmaal had besloten bracht geen mens hem van af. Ook die oude heks niet waarmee was getrouwd. Met rustige stem en vastberaden bewegingen deed hij wat hij wilde doen.

Koppig als hij was weigerde hij elk modern mechanisch vehicle, dus ook een tractor. Hij wilde die stinkdingen niet op zijn erf. En een melktank kwam er ook niet, hij bleef tot de laatste dag de melkbussen aan de straat zetten. Op het erf liep een schele hond en die hield de ganzen in toom en kippen binnen de omheining. Op het land hadden we boswallen i.p.v. puntdraad en een poel met bomen waar het vee kon drinken en afspoelen bij hitte.

Toen op een dag de DLV langs kwam en hem even kwam ‘voorlichten’ dat dit allemaal hoogst oneconomisch was en de hele zaak plat moest, heeft die schele hond ze van het land gejaagd. Over zijn lijk! En hij heeft woord gehouden. Meer dan 30 jaar later zat ik in een boerenvergadering waar we voorlichting kregen hoe we subsidie konden krijgen voor boswallen en poelen in de wei. Kreeg die ouwe postuum nog zijn gelijk!

Bezoek kregen we ook zelden op de boerderij. Aan het begin van de oprijlaan stond Hannes, een volwassen lummel van een bok. Iedereen die een poging deed daar langs te komen kwam niet meer op eigen kracht naar huis. Aan de achterkant liepen de ganzen en die konden met hun vleugels alles en iedereen een breuk bezorgen. En dan hadden we nog een stuk ruig land dat aan het bos grensde. Daar liep Herman, onze stier tot verdriet van de koddebeiers. Met een duizend kilo kwaaie stier argumenteer je niet dus een groot deel van het bos rekende hij tot zijn rijk. Als we al bezoek hadden, dan was dat afgesproken werk.

Maar het was en bleef een keuterboederij. Rijk is die ouwe nooit geworden daar was hij niet berekend en vals genoeg voor. Hij had in de oorlog al rijk kunnen worden met soms zestig of meer onderduikers op het land aan het werk en de Duitse soldaten in de voorkamer die een bakje koffie kwamen halen. Hij had er schijt aan. Soms had hij Radio Oranje zo hard aan staan dat ze hem in de villa een anderhalve kilometer verderop waar de Gestapo zat, hadden moeten kunnen horen.

Die roekeloosheid kwam hem ook goed van pas in het doorsluizen van mensen en goederen. De boerderij was verdeelpunt in een hoop ontsnappingsroutes. Die kennis gebruikte hij later voor het smokkelen  en daar werd wel goed aan verdiend. Toen ik wat ouder werd leerde ik het ‘vak ‘ ook. De routes door het moeras, waar de koddebeiers liepen en de boerderijen aan de andere kant waar je altijd meer dan hartelijk werd ontvangen.

En dan was er elke woensdagmiddag een rit naar de markt in de stad en zien van die berg eieren af te komen, wat kaas en ander spul dat uit de keukens van de oude heks kwam. Tegen zessen waren we meestal los en tegen acht uur was de ouwe zo lam als een deur. Dan spande ik de grote Belgische knol weer in en reed de kar voor het café. Die had dit als zo vaak gedaan dat ik weinig hoefde te doen, hij kende de weg naar de boerderij. Daar loodste ik de ouwe naar binnen en parkeerde ik hem onder de trap naar de hooizolder want bij die ouwe heks kwam hij er in die staat nooit in.

Hoe veel hij ook naar binnen goot, ‘s morgens om vier uur werd ik uit mijn warme bed getrommeld en onder de ijskoude pomp gezet om te wassen. In de keuken maakte je een warm glas melk en daarna stond die ouwe al klaar met de wagen met die Belgische kleistamper ervoor om het veld in te gaan, turf steken. Iets dat hij zijn hele leven had gedaan. Midden in het ruigste van de natuur lagen de veengebieden. Te midden van een uitbundige natuur maar ook van levensgevaarlijk moerassen. Je moest er de weg kennen.

Als de zon op en bepaald punt was, hield de ouwe het voor gezien en keerden we huiswaarts. Nagenoeg klokslag acht waren we altijd terug. Ik weet nu hoe hij de zon als klok gebruikte maar toentertijd was het voor mij pure magie. Na een uitgebreid eten werd ik weer naar school gestuurd waar ik steevast te laat aankwam. De afstand was veel te groot en er was onderweg veel te veel te zien. Dat laatste zorgde er op laatst voor dat ik donderdags helemaal niet meer verscheen.

Mijn ouders waren ten einde raad en verboden me naar de boerderij te trekken. Mijn moeder trok naar haar ouderlijk huis om die ouwe eens goed de waarheid te zeggen. Ze kwam van een koude kermis thuis. Die ouwe was van mening dat school een verspilling van tijd was en dat al wat nuttig was, hij mij ook wel kon leren. En ik heb me nog nooit iets van verboden aangetrokken dus er veranderde weinig. Zij het dan dat mijn spijbeluren op school groeiden.

De boerderij trok me als een magneet en als ik daar niet zijn kon, trok ik de omliggende natuur in. Om ‘s avonds als een verzopen kat de boerderij binnen te sluipen en het stro op te zoeken. Die ouwe heer gaf me ‘s morgens wat te eten en vaak ging ik mee turf steken. Soms echter werden we door die ouwe heks betrapt en werd ik naar school gestuurd. Tot op een dag ze het opgaf en mij begon te leren over kruiden, conserveren en voedingswaarden.

Van de oude man leerde ik de liefde voor de natuur en de dieren. Ik leerde hoe ik een moeras kon ‘lezen’ door naar de plantengroei te kijken om te zien waar zich vaste grond bevond. Maar ik leerde ook een koe van haar kalf te verlossen en waar de kippen hun eieren verstopten. Voor ons was het elke dag Pasen. Daarnaast leerde ik echter ook de bessen te verzamelen in de bossen en zijn boswallen. Daar stookte die ouwe drank van, moonshine dus. Dat spul gebruikte hij om de handelaren onder de tafel te zuipen en zo een betere prijs voor de beesten te krijgen.

Tot de tijd ook vat op hem begon te krijgen en hij op een dag aankondigde er mee te willen stoppen. Mijn wereld stortte ineen en ik ben dagen volledig van de wereld geweest. Ik was veertien, wat kon ik doen? Ik ben eerst met de we man gaan praten en hem gevraagd het nog een paar jaar vol te houden tot ik achttien was. Daarna naar mijn ouders en hen mijn plan voorgelegd de boerderij op termijn over te nemen. Mijn moeder trok wit af en mijn vader liep paars aan. De uitkomst liet zich raden. Ik kon naar mijn financiering fluiten.

En zij naar mij. Ik heb die nacht mijn boeltje gepakt en ben het huis uit geslopen. Ik ben die morgen bij de ouwe heer langs gegaan en hem verteld wat er was gebeurd. Hij begreep het en probeerde me niet tegen te houden. Ik ben nog een dag gebleven en de morgen daarna voor alles vertrokken. Ik had mijn vrijheid lief en had van de ouwe heer geleerd mijn eigen weg te kiezen, tegen alle logica, regels en adviezen in. En dat doe ik nog steeds…..




Geen opmerkingen: